Bij de berekening van de draagkracht van ouders, wordt in beginsel geen rekening gehouden met de werkelijke lasten die zij hebben. De draagkracht wordt vastgesteld met gebruik van een rekenformule. Deze draagkrachtformule kent aan de ouders een budget toe voor hun noodzakelijke kosten. Zo wordt rekening ermee gehouden dat 30% van het netto besteedbare inkomen van de betreffende ouder besteed wordt aan woonlasten. Dit terwijl de werkelijke woonlasten hoger of lager kunnen zijn. Ook kent de formule een vast bedrag toe voor de kosten van levensonderhoud, dat in het eerste deel van 2022, afhankelijk van de hoogte van het netto besteedbare inkomen minimaal € 970,00 en maximaal € 1.020,00 bedraagt. Toepassing van dit systeem leidt ertoe dat een kind voorrang krijgt in zijn of haar kosten van levensonderhoud boven onredelijk hoge lasten die een ouder al dan niet bewust is aangegaan. Met andere woorden, het kind mag niet tekort worden gedaan omdat een ouder een dure villa heeft aangeschaft. Er bestaat een uitzondering voor lasten die onvermijdbaar en onvermijdbaar zijn; die worden wel meegenomen bij de berekening van de draagkracht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan afbetaling van huwelijke schulden waar een ouder zich niet zomaar van bevrijden.

Lange tijd werd de regel dat bij de woonlasten altijd 30% van het netto besteedbare inkomen werd genoteerd in de formule, onverkort toegepast. Dit kan ertoe leiden dat een ouder geen of minder kinderalimentatie hoeft te betalen. Dit werd oneerlijk bevonden in de situaties waarin een ouder eigenlijk wel (meer) draagkracht had omdat zijn woonlasten eigenlijk lager waren.

De Hoge Raad heeft daarop besloten dat er dient te worden afgeweken van de formule voor wat betreft de woonlasten, als blijkt dat er niet in de kosten van het kind kan worden voldaan. Als er een tekort is, en de woonlasten van een ouder zijn structureel aanzienlijk lager, dan dient er een correctie in de draagkrachtformule plaats te vinden, aldus dient er rekening te worden gehouden met de werkelijke woonlasten.

Inmiddels bestaan er ook al uitspraken van gerechtshoven en rechtbanken waarin ze, ook in de situatie dat er geen tekort is om in de kosten van het kind te kunnen voldoen, toch rekening houden met de werkelijke woonlasten als deze structureel en aanzienlijk lager zijn.

Dit roept bij mij de vraag op, of het zou lukken om een rechter te overtuigen om te rekenen met de helft van de woonlasten, als een alimentatieplichtige ouder deze kan delen met zijn of haar nieuwe partner? Zijn dan de werkelijke woonlasten ook te beschouwen als structureel aanzienlijk lager?

Heeft u vragen of wilt u uw persoonlijke situatie aan mij voorleggen?

Neem gerust vrijblijvend contact op!

06-55688116.

Auteur: Tamara De la Haije